Week 3. Ik voel me weer een stuk stabieler. Stabiel voor nu, want er zit ook een belangrijke keuze onder. Ik kies ervoor om niet naar het grote onomkeerbare te kijken: dat deze fase met mijn zoon thuis onder één dak wonen na 20 jaar echt voorbij is. Want juist dat maakte dat bij iedereen die maar aan mij vroeg hoe het gaat, de sluizen opengingen.
Ook vaak volkomen onverwachts, zoals vorige week. Op een ochtend waarbij ik rustig ontbeet en de online kranten las, liep ik daarna even naar buiten om het afval weg te gooien. Nietsvermoedend vroeg de buurvrouw hoe het ging en in minder dan 1 seconde waren daar de tranen, terwijl ik totaal niet met het onderwerp ‘mijn kind is net op kamers’ bezig was. Ik vond het vooral heel lachwekkend eigenlijk, hoe wérkt dat in het onbewuste? Het was vooral dan ook heel lief dat ze een paar dagen later met een fles wijn voor de deur stond, omdat zij -met drie hele jonge kinderen- zo met me doen had. Gelukkig was ik toen alweer een stuk stabieler en konden we er rustig over praten.
Wat ook hielp was dat mijn vriend verbaasd opmerkte: “Jij, die zich altijd zo richt op wat er wél is”. En dat gaf de doorslag om de knop om te zetten voor nu. Het verdriet hoeft niet weg, daar is deze periode me ook te dierbaar voor. En ik wil óók kijken naar wat er wel is, want dat hij nog regelmatig thuiskomt is veel te leuk om te blijven sippen. Ik laat het in fases toe, na 1,5 week tranen wil ik me ook weer fijn voelen. Dat helpt. Ik pak het sporten weer op, geniet van een heidag met mijn collega-ondernemers en heb een fijn weekend. Juist na dagen dat het tegenzit, ben ik blij dat ik mezelf weer hoor lachen.