De verhuizing is een feit, mijn zoon is op kamers. Een week met onverwachte diepe dalen
Eigenlijk weet je het al vanaf dat je kind in je leven komt: ooit moet je het ook weer loslaten. Dat lijkt op dat moment nog zo ver weg. Maar 'opeens' zijn we 20 jaar verder. Op de maand af zit er 20 jaar tussen mei 2002 toen ik erachter kwam dat ik zwanger was en mei 2022, de maand dat hij verhuist naar een mooi appartement in Amsterdam Noord. Rationeel wist ik wel dat er aan zou komen en waren er al zoveel emoties voorbijgekomen. En toch keek ik ergens ook uit naar het verhuizen. Alles regelen, een super gezellige verhuisdag en met als resultaat een fijne kamer. Na bijna 11 uur in touw gaan we vooral moe naar huis en laten mijn zoon achter. Totaal tegen onze gewoonte in slapen we uit tot 10 uur en zit ik eigenlijk vol energie. Zijn kamer in ons huis hadden we gelukkig alweer gezellig gemaakt toen hij er nog was, maar het echt afmaken is mijn job vandaag. Verbazingwekkend goed voel ik me: hoe fijn om nu ook voor mij een werkkamer te creëren. 'Zie je wel, goed om er al zoveel mee te hebben gedaan in de voorbereiding', denk ik nog naïef en laat ik aan vriendinnen weten die vragen hoe het is gegaan.
Maandag komt de mokerslag. Eerst doodmoe wakker worden, gedurende de dag een onbestemd gevoel en als ik aanschuif bij het avondeten en die lege stoel zie, ben ik in gedachten meteen bij onze talloze maaltijden samen. Hij is een echt gezelligheidsdier en heeft altijd veel te vertellen. Nu helpt het niet dat de jongste ziekig is en er weinig uitkomt. Ik voel me vol schieten en een enorme huilbui aankomen. Ik slik deze weg en zoek daarna zijn en mijn kamer op om me even terug te trekken. De huilbui waait over, maar iedereen die deze week aan me vraagt hoe het gaat antwoord ik met een 'Okay'. Ik weiger om 'Goed' te antwoorden, maar starten met een 'Ik voel me zo verdrietig' vind ik ook too much. De tandarts laat het na haar beleefdheidsvraag erbij, weliswaar met een vreemde frons, maar de rest van mijn collega's en vriendinnen vragen uiteraard door. Waarbij ik standaard volschiet of de tranen blijven stromen.
Het voelt als liefdesverdriet, een gebroken hart. Een wond waar ik juist geen pleister op wil. Dit is wat het nu is en dat mag ook na zoveel intense jaren samen. Ik kan er naar kijken, ik kan er bij blijven. Maar wat doet het pijn. Bij de aanblik van zijn winterjas aan de kapstok, de stilte in huis, horen dat ook hij het moeilijk vindt en ons mist.
Het verdriet overschaduwt de dinsdag en woensdag. Het liefst was ik onder een dikke deken gekropen en ik weet ook ervaring dat 'gewoon' gaan werken uiteindelijk het beste helpt. Donderdag voel ik voor het eerst weer energie en besluit ik einde werkdag vanaf het strand door de duinen terug naar huis te wandelen. Het buiten zijn in de natuur doet me goed, het wordt rustig in mijn hoofd en lijf. Het meertje dat ik onderweg tegenkom is te aanlokkelijk in de avondzon om er niet in te duiken. Ik voel een sprankje avontuur; niemand die thuis op me wacht, ik kan doen wat ik wil! 20.000 stappen later kom ik ontspannen thuis en vrijdagmiddag doe ik het nog eens dunnetjes over. Week 1 zit erop. Ik maak de balans op: ik vind het heftig, ik vind het verdrietig en ik heb het wél doorleefd.