En wat ik doe en epileer, het wordt allemaal alleen maar steeds meer. En ik heb ook niet meer zo’n jonge strakke huid, maar dat geeft niet want ik ga toch nooit meer uit. Rimpels en rust….ja ja ja rimpels en rust,’ zo luidt de intro van een lied van cabaretière Mylou Frencken die het grote verval zingt.
Verbijsterd staar ik naar een haar van een dikke anderhalve cm die ergens halverwege mijn nek naar buiten troont. Een grote dikke zwarte haar. Is dit de voorbode van een harig monster, een kin overdekt straks met haren, een dikke zwarte snor? Ongeduldig verwijder ik de haar. Het grote verval is ingetreden besef ik….met de komst van de haren op de meest ongewenste plekken. Extra haar op je hoofd, daar doet niemand moeilijk over, maar als wandbekleding op je kin, liever niet. Moeder natuur zit bijzonder in elkaar. Maar het kan altijd nog erger blijkt al gauw…
Afgelopen week werkte ik met een groep studenten op mijn oude Hogeschool. En oud dat is ie, want sommige lokalen zijn behoorlijk in verval en aan een update toe. Rottende kozijnen, sneuvelende lamellen uit de jaren 70 gedateerd en stenen muren met een ouderwets systeemplafond en niet- circulerend zuurstofsysteem, waardoor ik net als vroeger binnen een mum van tijd koppijn krijg. Maar wat een nostalgie! Ik snuif de twintig jaar oude lucht op en neem het gebouw in me op.
Herinneringen ploppen op in mijn geest. Met de nodige dramatiek in mijn stem vertel ik aan mijn mannelijke collega dat ik ooit, twintig jaar geleden, hier ben afgestudeerd. Ik voel me ineens stokoud en de nieuwe collega kijkt ineens naar mij met andere ogen en lijkt mij spontaan als vijftiger in te schatten. Als hij daar ook nog aan toevoegt: ‘De studenten zouden eigenlijk met iemand van achttien moeten oefenen,’ voel ik me ineens bejaard. En dan moet de samenwerking nog beginnen.
Terwijl de ene na de andere student een assessment met mij moet ondergaan, waarin ze een probleem verkennend gesprek oefenen, probeer ik ze van tevoren wat op hun gemak te stellen door ze op het hart te drukken me gewoon met je en jij aan te spreken. Sommigen houden zich verbeten vast aan het ‘GE-U’. ‘En hoe gaat het met U?’, ‘En waar loopt U tegenaan?’ Ook al is de setting geënsceneerd en ben ik tijdens het rollenspel Marjan, de medewerker die niet goed functioneert, het ge-U sijpelt toch mijn bewustzijn in als zijnde Kim. Ben ik echt zo (stok) oud in hun ogen?
Als ik naar huis fiets realiseer ik me dat ik ooit begon als trainingsacteur bij de hogeschool met studenten die even oud waren als ik. Het lijkt wel een zuchtje geleden, die twintig jaar. Ja, ik ben natuurlijk een stukje ouder, in hun ogen stokoud, net zoals ik docenten heel oud vond toen. ‘Nooit meer ge-Je en ge-Jij…bij de bakker en de slagerij,’ vervolgt het lied van Mylou Frencken terwijl ik de oogst haren van die dag uit mijn kin trek. Dan maar wat ouder, en wat hariger van tijd tot tijd, maar wel ook veel wijzer.